Negen fasen verhoor politie
De politie kan gebruik maken van bepaalde verhoortechnieken om eventuele weerstand van de verdachte te breken, zodat een zwijgende verdachte gaan verklaren of een ontkennende verdachte alsnog bekent. De rechercheur zal zich goed voorbereiden op het verhoor en zich op de hoogte stellen van de feiten van de zaak en de verdachte. Hoe meer de verhoorder van de verdachte en zijn achtergronden weet, hoe meer hij de zwakheden van de verdachte kan gebruiken bij het breken van diens weerstand. De politie maakt o.a. gebruik van de verhoortechniek van negen fasen. Het negen-fasen-verhoor bestaat uit de volgende fasen:
1. positieve confrontatie;
2. thema ontwikkeling
3. hanteren van ontkenningen;
4. weerleggen van de argumenten van de verdachte;
5. vasthouden van de aandacht van de verdachte;
6. inspelen op de gemoedstoestand van de verdachte;
7. het bespreekbaar maken van een bekentenis;
8. mondelinge bekentenis;
9. schriftelijke bekentenis.
In de eerste fase wordt de verdachte beschuldigd van het plegen van het misdrijf. Hem/haar wordt verteld dat de resultaten van het opsporingsonderzoek er duidelijk op wijzen dat de verdachte het misdrijf heeft gepleegd. Ook als ze geen bewijs hebben, laten ze dit niet merken. Daarna wordt een korte pauze ingelast, waarin de politie de verdachte observeert. Vervolgens herhaalt men de beschuldiging, om zo te kijken hoe hierop wordt gereageerd.
In de tweede fase worden verschillende ’thema’s’ aan de verdachte aangereikt, met de bedoeling de morele implicaties van het misdrijf te minimaliseren, dan wel te minimaliseren. De te volgen tactiek hangt af van het soort verdachte. Bij de geëmotioneerde verdachte moet de verhoorder een goede verstandhouding opbouwen met de verdachte. Hij reikt daartoe een aantal thema’s aan om het delict te minimaliseren. Hij geeft bijvoorbeeld een moreel aanvaardbaar motief aan voor het plegen van het misdrijf en benadrukt dat anderen in zijn situatie hetzelfde zouden hebben gedaan. In zedenzaken wordt dit nogal eens toegepast.
Andere gebruikte minimaliseringsstrategieën zijn te suggereren dat de strafmaat niet al te hoog zal zijn, of dat het slachtoffer ook geen lieverdje was. Bij een niet geëmotioneerde verdachte is de tactiek anders: zo’n verdachte ziet het verhoor als uithoudingsvermogenstest. Dan worden juist de consequenties van het verder zwijgen gedramatiseerd (gemaximaliseerd) worden, en moet gesuggereerd worden dat er voldoende bewijsmateriaal voorhanden is, zodat verder zwijgen geen zin heeft. Er zijn andere zaken die in deze fase van belang zijn. Zo kan getracht worden de verdachte op een enkele (kleine) leugen te betrappen. Hij is dan psychologisch in het nadeel, omdat zijn geloofwaardigheid afneemt. Ook kan de verhoorder proberen de verdachte toe te laten geven dat hij zo niet als dader, dan toch op andere wijze met het misdrijf te maken heeft, bijvoorbeeld doordat hij in de buurt was. Ook kunnen verdachten tegen elkaar
uitgespeeld worden.
In fase drie gaat het om het omgaan met de ontkenning van de verdachte. De politie wil voorkomen dat de verdachte blijft ontkennen, omdat het dan steeds moeilijker wordt om de verdachte aan het praten te krijgen. De pogingen van de verdachte te ontkennen moeten voortdurend onderbroken worden door de verhoorder die moet blijven zeggen dat de verdachte moet luisteren naar wat hij heeft te zeggen. Er zouden verschillen zijn tussen de manier waarop de onschuldige en de schuldige ontkennen. Zo zouden onschuldige mensen alleen blijven ontkennen en daar directer in zijn, terwijl schuldigen vaker redenen zouden geven voor hun onschuld, ontwijkender en aarzelender zouden zijn.
In fase vier worden de door de verdachte naar voren gebrachte argumenten weerlegd. Als geen van de argumenten steekhoudend blijkt, zal de verdachte onzeker en apathisch worden. De politie probeert dan in fase vijf de aandacht van de verdachte vasthouden, door de fysieke afstand te verkleinen, door hem eventueel aan te raken, door het oogcontact te bewaren en door hem bij zijn voornaam te noemen. Een schuldige verdachte wordt hier doorgaans gevoeliger voor de suggesties van de verhoorder.
In de zesde fase, als het erop lijkt dat de verdachte op gaat geven, moet de verhoorder de gedachten van de verdachte richten op een specifiek en centraal thema betreffende de reden voor het delict. De verhoorder is dan begripvol en sympathiek en dringt aan op bekennen. Hij kan echter ook zorgen dat de verdachte zich schuldig voelt. In fase zeven wordt de verdachte geconfronteerd met twee mogelijke alternatieve redenen voor het plegen van het misdrijf. Beide zijn belastend, maar zij zijn zo verwoord dat door het aangeven van de eerste reden, gezichtsbehoud mogelijk is, terwijl de andere reden weerzinwekkend is. Met andere woorden aan de verdachte wordt de mogelijkheid geboden een verklaring te geven, die een bekentenis gemakkelijker maakt.
Fase acht en negen houden dan de mondelinge bekentenis en de schriftelijke bekentenis in. Overigens mag de wettelijke verantwoordelijkheid van de verdachte voor het misdrijf in al deze fasen nooit verkleind worden. Als pogingen tot sympathie en begrip gefaald hebben, wordt vaak de methode ‘vriendelijk-onvriendelijk worden toegepast. Zij wordt meestal door twee verhoorders toegepast, waarbij de ene verhoorder vriendelijk en sympathiek is, en de ander onvriendelijk. Beide rollen kunnen ook door dezelfde verhoorder op verschillende tijdstippen tijdens het verhoor gespeeld worden. De verhoorder zou door het benadrukken van het verschil vriendelijk-onvriendelijk, de neiging hebben sneller op de sympathieke aanpak te reageren. De techniek zou vooral effectief zijn bij een stille en niet-reagerende verdachte