Bewijsuitsluiting verklaring verdachte indien politie verhoor begint omdat advocaat te laat was
Indien de advocaat te laat is voor het verlenen van consultatiebijstand, betekent dit nog niet dat de politie gewoonweg met het verhoor kan starten, zonder dat de verdachte gebruik heeft kunnen maken van zijn consultatierecht. Het niet tijdig verschijnen van de advocaat doet geen afbreuk aan recht om advocaat voor het verhoor te consulteren. Er zijn twee uitspraken die deze lijn ondersteunen.
Bewijsuitsluiting verklaring omdat verdachte geen advocaat heeft gesproken
Gerechtshof Den Haag, 18 maart 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ4352
Raadsman meldt zich (om onbekende redenen) niet binnen de tussen politie en balie in het ressort Den Haag in de piketregeling afgesproken termijn op het politiebureau. De politie begint het verhoor van de verdachte die wel tevoren een raadsman wilde consulteren. Nu geen sprake is van bijzondere omstandigheden die zulks zouden kunnen rechtvaardigen dient de niet-honorering van het consultatierecht tot bewijsuitsluiting te leiden.
Bewijsuitsluiting verklaring verdachte vanwege niet krijgen van consultatiebijstand
Gerechtshof Den Haag, 8 mei 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2905
Op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof uit van de navolgende redengevende feiten en omstandigheden. Blijkens het proces-verbaal van aanhouding d.d. 22 april 2011 (pagina 8 e.v. van het doorgenummerde strafdossier) is de piketcentrale die dag om 16.58 uur ingelicht over de wens van de verdachte voor zijn verhoor een toegewezen raadsman te willen consulteren. Uit de uitdraai van het verzend controle rapport naar aanleiding van de verstuurde fax van het bij het proces-verbaal aanhouding gevoegde Meldingsformulier consultatiebijstand betreffende de verdachte volgt dat de fax om 16:48 is verzonden.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 22 april 2011 blijkt dat de verdachte vervolgens om 19.20 uur is gehoord zonder gebruik te hebben kunnen maken van zijn consultatierecht.
Niet is gebleken dat de verdachte afstand heeft gedaan van zijn consultatierecht.
Het hof is ambtshalve bekend met de piketregeling zoals die geldt voor ondermeer het ressort Den Haag.1Daarin staat vermeld dat de raadsman binnen twee uur nadat de melding aan de piketcentrale heeft plaatsgevonden op het politiebureau aanwezig dient te zijn.
Naleving van voornoemde piketregeling brengt mee dat de raadsman zich uiterlijk om 18.58 uur op het politiebureau had dienen te melden.
Het verhoor van de verdachte is kort na het verstrijken van deze termijn om 19.20 uur aangevangen.
Uit de omstandigheid dat het verhoor van de verdachte om 19.20 uur is aangevangen zonder dat de verdachte daaraan voorafgaand een raadsman heeft kunnen consulteren, leidt het hof af dat ondanks het bestaan van de piketregeling het beoogde doel daarvan – het tijdig kunnen consulteren door de verdachte van een raadsman – niet is gerealiseerd. Hetzij de raadsman heeft zich niet gehouden aan het in de piketregeling gestelde voorschrift dat een raadsman zich binnen twee uur na de melding aan de piketcentrale op het politiebureau dient te melden, hetzij de melding door de politie aan de piketcentrale is niet goed doorgekomen dan wel de melding van de piketcentrale aan de raadsman is niet goed doorgekomen.
Het hof is van oordeel dat gelet op het belang van het consultatierecht van de verdachte voorafgaand aan zijn (eerste) verhoor, op de naleving van dit recht slechts een uitzondering kan worden gemaakt in geval van bijzondere omstandigheden waarbij het belang van de waarheidsvinding dient te prevaleren boven verdachtes recht op voorafgaande consultatie (zie in deze zin ook een arrest van het Gerechtshof Den Haag d.d. 18 maart 2013 LJN: BZ4352).
Het hof stelt op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep dat dergelijke bijzondere omstandigheden in het onderhavige geval gesteld noch aannemelijk zijn geworden. Het hof is derhalve van oordeel dat het consultatierecht van de verdachte is geschonden. De op 22 april 2011 afgelegde verklaring van de verdachte zal het hof om die reden van het bewijs uitsluiten.
Nu het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 22 april 2011 niet tot het bewijs kan worden gebezigd, is het hof van oordeel dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde. De verdachte behoort derhalve van het hem onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.