Bewust valse informatie verstrek door politie tijdens verhoor

Het mag niet, maar in de praktijk komt het nog af en toe voor. De politie die bewust valse informatie aan een verdachte verstrekt tijdens een verhoor, met de bedoeling om de verdachte een verklaring te ontlokken of om hem op het verkeerde been te zetten. In de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, 3 april 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:2870 speelde dit ook. Tijdens het verhoor is namelijk door de politie aan de verdachte in strijd met de waarheid verteld dat naast de werkelijk weggenomen buit tevens een enveloppe met een groot geldbedrag is weggenomen. Vervolgens zijn gesprekken tussen hen heimelijk opgenomen, hetgeen te vergelijken met een verhoorsituatie.

Verweer advocaat

De advocaat heeft hier direct verweer tegen gevoerd. Hij heeft bepleit dat door het bewust verstrekken van valse informatie er is gehandeld in strijd met het uit artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voortvloeiende pressieverbod. Omdat de verdachte tijdens de heimelijk opgenomen gesprekken niet in vrijheid heeft verklaard, moet volgens hem het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Rechtbank: bewijsuitsluiting verklaring verdachte

De rechtbank vindt een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te ver gaan, maar oordeelt wel dat de verklaring van de verdachte moet worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank overweegt daartoe het volgende:

“De rechtbank stelt vast dat verbalisanten verdachte en zijn medeverdachte hebben misleid door in de verhoren in strijd met de waarheid te vertellen dat er bij de woningoverval een envelop met een geldbedrag van ongeveer € 1.250,- was weggenomen, alsmede een portemonnee met inhoud. Het noemen van deze fictieve buit maakt deel uit van een zogenaamd tactisch plan, neergelegd in een proces-verbaal op pagina 213 en verder (map A) van het dossier. Eveneens onderdeel uitmakend van dit plan is een OVC volgend op de verhoren van verdachte en zijn medeverdachte, zowel in de hal van het politiebureau als in de taxi die beide verdachten van het politiebureau naar huis heeft gebracht. Dit plan was erop gericht verdachten te bewegen te spreken over de door hen gepleegde overval, aldus het proces-verbaal tactisch plan.

De rechtbank is van oordeel dat door het noemen van een fictieve buit in strijd is gehandeld met de beginselen van een goede procesorde. Het is politieambtenaren immers niet toegestaan, ook niet met toestemming van de officier van justitie, moedwillig foutieve informatie te verstrekken teneinde te proberen een verdachte tot een (bekennende) verklaring te bewegen. Weliswaar ondervond verdachte kennelijk geen directe pressie door de misleidende mededeling, maar deze methode doet afbreuk aan de verklaringsvrijheid van een verdachte en daarom is artikel 29 Sv geschonden. Een verdachte behoort erop te kunnen vertrouwen dat de door verbalisanten genoemde feiten op waarheid berusten. Dit kan anders zijn indien voor misleiding een wettelijke grondslag bestaat. Artikel 3 van de Politiewet is hiervoor echter niet toereikend. De rechtbank oordeelt dan ook dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv.

Het door de raadsman bepleite gevolg van dit vormverzuim, de niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie, is echter alleen aan de orde indien de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan of in de gevallen van zeer fundamentele inbreuken waarbij de belangen van de verdachte weliswaar niet direct zijn geschaad, maar wel het wettelijke systeem in de kern is geraakt. De rechtbank is van oordeel dat het enkel noemen van een fictieve buit om te proberen verdachten van een ernstig strafbaar feit tot een verklaring te bewegen niet een zodanig ernstige of fundamentele inbreuk oplevert dat dit zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het verweer wordt verworpen.

Vervolgens is de vraag of aan genoemd vormverzuim het rechtsgevolg bewijsuitsluiting dient te worden verbonden en zo ja, welk rechtsgevolg.
Voor het antwoord op deze vraag is een aantal factoren van belang, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim, de omstandigheden waaronder het verzuim is begaan en het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt.

Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan bewijsuitsluiting uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen, en eerst indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden.

Het belang van het voorschrift van artikel 29 Sv is erin gelegen dat een verdachte erop moet kunnen vertrouwen dat de politie de waarheid spreekt en hem niet op slinkse wijze tot een bekennende verklaring probeert te verleiden. Misleiding zonder toereikende wettelijke grondslag leidt ertoe dat verdachte is geschonden in zijn rechten op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele Vrijheden).

Weliswaar betreft het gebeurde in dit geval een geringe mate van misleiding, namelijk slechts ten aanzien van de omvang van de weggenomen buit, maar de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden – tijdens verhoren en voorafgaand aan een OVC, met het expliciete doel een verklaring te verkrijgen – vergroten de ernst ervan. Voorts heeft het verzuim nadeel veroorzaakt voor verdachte omdat het heeft geleid tot belastend bewijsmateriaal in het proces-verbaal OVC. Immers, verdachte en zijn broer hebben tijdens de OVC over de fictieve buit gesproken, terwijl zij hier eerder in het politieverhoor geen verklaring over hebben willen afleggen. In zoverre zijn de rechten van verdachte op een eerlijk proces dan ook geschonden, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank moet leiden tot uitsluiting voor het bewijs van de in het proces-verbaal OVC opgenomen verklaringen van de verdachten die rechtstreeks verband houden met het onderwerp van de schending, te weten de fictieve buit.

 

< Terug naar Informatie verhoor politie
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden