Consultatiebijstand advocaat
Een (aangehouden) verdachte heeft recht op advies van een advocaat voordat hij/zij wordt verhoord. Dit wordt ook wel het recht consultatiebijstand van een advocaat genoemd. Bent u uitgenodigd voor een verhoor, dan wordt u in de brief van de politie al gewezen op het recht om vooraf een advocaat te raadplegen.
Consultatiebijstand nader uitgelegd
Consultatiebijstand is het recht van de aangehouden verdachte om voorafgaand aan het verhoor door de politie een raadsman te raadplegen. Dit recht vloeit voort uit recente jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Deze vorm van rechtsbijstand wordt in deze aanwijzing ‘consultatiebijstand’ genoemd. Zowel minderjarige als meerderjarige verdachten hebben recht op consultatiebijstand. De consultatiebijstand bestaat uit een gesprek van de verdachte met een raadsman dat plaatsvindt voorafgaand aan het eerste inhoudelijke verhoor van de verdachte door de politie. Met ‘inhoudelijk verhoor’ wordt bedoeld het verhoor van een verdachte aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit.
Achtergrond consultatiebijstand
De Grote Kamer van het EHRM heeft op 27 november 2008 arrest gewezen in de zaak Salduz tegen Turkije (application no. 36391/02). Deze uitspraak is later gevolgd door andere EHRM-beslissingen zoals Panovits tegen Cyprus (11 december 2008, 4268/04), Shabelnik tegen Oekraïne (19 februari 2009, 16404/03), Płonka tegen Polen (31 maart 2009, 20310/02) en Pishchalnikov tegen Rusland (24 september 2009, 7025/04). Op 30 juni 2009 zijn drie arresten gewezen door de Hoge Raad (LJN BH3079, BH3081, BH3084).
Reeds door de EHRM-arresten in de zaken Salduz en Panovits en de daaraan in de juridische literatuur bestede aandacht, alsmede door de in februari 2009 gepubliceerde conclusies van A-G Knigge in de zaken die hebben geleid tot de zojuist genoemde HR-arresten, is tamelijk snel duidelijk geworden dat in het Nederlandse strafprocesrecht behoefte bestaat aan verandering van wet- en regelgeving rondom de bijstand door raadslieden aan verdachten die in het kader van het opsporingonderzoek door opsporingsambtenaren worden verhoord. Dit besef is door de minister van Justitie verwoord in zijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 15 april 2009 (Kamerstukken II 2008–2009, 31 700 VI, nr. 117). In die brief is aangekondigd ‘dat de bestaande regeling in het Nederlandse Wetboek van Strafvordering moet worden aangevuld en dat een aanpassing van het bestaande beleid (…) in gang moet worden gezet’. Deze aanwijzing beoogt voor een belangrijk gedeelte in de zojuist bedoelde aanpassing te voorzien, in afwachting van formele wetgeving. In zijn brief van 15 december 2009 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2009–2010, 32 123 VI, nr. 77) heeft de minister van Justitie de hoofdlijnen van deze aanwijzing aangekondigd.
< Terug naar Meer informatie "Advocaat bij politieverhoor"